Foto-galerij

Deze pagina zal in de komende periode worden gewijzigd (voorjaar/zomer 2024) 

 

Een voorlopige selectie uit de verschillende fotoalbums en ‘pruimenoog in het grote huisgezin’


Op zondagochtend hielden de jongens voetbaltoernooien op de plaats achter het weeshuis. Volgens Hans Kloosterman leverde dat vaste kijkers op, achter het hek.

 


Een foto van de leden van de enige Joodse jeugdvereniging in Leiden; ‘Mishnan Hajaddeen’. Mogelijk moet dit ‘Mishkan HaJardeen’ zijn, wat “woning/toevluchtsoord van de Jordaan” betekent.

 


Mieke Dagloonder, 1938

 


Gymnastiekoefeningen, achter het weeshuis. zomer 1938 (datering L. Kasteleyn)

 

 


Speelzaal, met pluchen olifant, begin jaren ’30

 

 


De zusjes Corrie en Mirjam Frenkel op de wip.

 

 


Mindel Färber,  1942, achter het Weeshuis (Fotoalbum Lotte Adler)

 

 


1940. Lotte Adler (uiterst rechts) en Mieke Dagloonder (links) met enkele kleintjes in de tuin van het Weeshuis. Op schoot zit Benno Redish van 1,5 ( de jongste van het stel). Staand naast Lotte Elchanan en Hanna Italie. Vooraan Louis en Melna Fleurima. Op de ramen is tape geplakt, tegen het versplinteren van het glas bij een bombardement.

 

 


Lotte Adler maakte deze foto in de tuin achter het weeshuis. Links Hans Porceleijn. In het midden Didia Klein met Melna Fleurima op haar heup. Rechts Corry Frenkel met Louis Fleurima. Augustus 1939

 

 


Groepsfoto in de sneeuw, winter ’39-’40

 

 


Nog een foto met de kleintjes uit het album van Lotte Adler. De kinderjuffrouw aan de wandel op de Zeemanlaan met negen kinderen. Winter 1939/1940.

 

Een filmpje met de kinderjuffrouw op de Zeemanlaan met dezelfde kinderen als de foto hierboven.

 


Melna Fleurina, tijdens een uitje naar het strand

 

 

kringspelletje, achterkant weeshuis

 

 


Groepsfoto bij de officiële ingang, 1929 De kinderen maakten zelf gebruik van de zij- en achteringang (bron: L. Kasteleyn)

 

 


april 1932 Enkele kinderen poseren met een tweejarig neefje van de weeshuisdirecteur, dat over was gekomen uit Palestina, Eljakim Schaap.  Juul Heem, Chellie Leeda schrijven er een briefje over aan de joodse jeugdkrant, Betsaliel. Hij spreekt alleen maar joods. We hebben en boel van hem geleerd. Als hij nog vijf dagen gebleven was, was hij professor in Leiden geworden!  Op de foto zit de kleine professor-in-spé de rug van Jupie Pront, tussen Mimi en Esje van Santen, geheel rechts. Links zit op haar knieën Annie Simons. Tussen Jupie en Esje, met bril, ligt Hetty de Jong. Achter Hetty zien we kinderjuffrouw Mien of Mina Gobes. En natuurlijk is het Eljakiems moeder, die haar hoofd zo vlak naast haar zoontje houdt. (bron: L. Kasteleyn)

 

 


Uitje met de Joodse jeugdvereniging ‘Mishnan Hajaddeen’ (aug. 1939) . Vooraan: Jetty Bobbe, Reina Segal en Lotte Adler. Op de brugleuning zit links Karel Bierschenk (niet uit het weeshuis), en rechts David Beem. Tussen hen in v.l.n.r. Elly Boasson uit de De Laat de Kanterstraat en de weeshuismeisjes Corry Frenkel, Didia Klein en Betsy Wolff.

 

 


Lotte plakte deze foto in van de tweeling Louis en Melna Fleurima, in de zandbak achter het weeshuis. 1940

 

 


Lotte plakte ook deze foto van Mindel Färber in. Achterzijde Weeshuis, 1941

 

 


Geertje Gebert met vijf weeskinderen, 1941

 

 

Felicitatiebriefje van Herman Rozeveld aan regent Levisson, 1938

 

 

Felicitatiebriefje van Jopie Beem aan de regent Levisson, 1938

 

 

Tenslotte voegen we, ter ere van de eerste persoon die zeer uitgebreid onderzoek naar de geschiedenis van het Joodse Weeshuis in Leiden deed, deze foto toe, met zijn uitgebreide onderschrift dat zo kenmerkend is voor zijn stijl, getiteld ‘Pruimeoog in het grote huisgezin’. De tekst is van Leonard Kasteleyn.


Pruimoog in het grote huisgezin, voorjaar 1932 Sientje Spiro, een veertien jarig meisje uit het weeshuis, was een beetje jaloers op Esje en Juultje, die nota bene vier jaar jonger waren dan zij: die twee hadden een paar weken geleden een briefje gestuurd aan rabbijn Meijer de Hond, die hij beantwoord had in zijn kindertijdschrift De Joodsche Jeugdkrant “Betsalel”, waar ze in het weeshuis op geabonneerd waren. Sientje wist ook wel wat te schrijven, bekende zelfs haar afgunst – en op 14 augustus 1930 las ze dat terug in de correspondentierubriek van de kinderkrant. Maar ook: ‘Ze hebben in het huis ook een klein jongetje van drie jaar, met bruine oogen. Als iemand hem vraagt wat voor oogjes hij heeft, zegt de guit: “Ik heb pruime oogen”. Goed Sjabbos, Sientje en van ons allen de groeten aan jullie terug, ook aan Bram [haar broer, die op foto 2 staat] en die pruime oogen.’ In de zomer van 1930 waren er in het weeshuis zeker drie jongetjes van drie jaar oud; één van hen was Hans Kloosterman, geboren op 19 februari 1927. Op zeer wonderbaarlijke wijze leerde ik Hans, die sinds 1957 in Australië woonde, kennen; in september 2001 kwam hij voor de tweede maal na zijn emigratie terug in zijn vaderland. We hadden veel te bepraten. Eén van de dingen die ik hem vertelde was het bovenstaande verhaaltje. Hij begon te lachen en zei: ‘Dat vergeet ik nooit! Pruimoog. Zo noemden ze me altijd!’ Hier staan ze samen op de foto, Sientje en Pruimoog: het meisje geheel rechts en het kleine blonde ventje voor haar; ze heeft haar hand op z’n schouder. Door dat blonde haar vielen die bruine ogen natuurlijk nog meer op! Links op de foto naast Sientje staat een vriendelijk lachend meisje: Mimi Weiman, ruim een jaar jonger dan Sientje – en nu veertien. Want het is inmiddels voorjaar 1932. De foto is met haar toestel gemaakt – weet u nog, onder andere daarvoor waren die kastjes in de speelzaal! Dat had ze kort tevoren gekregen, toen haar broer Sal (zie foto 2) bar-mitswah werd: man van de daad, een man die de Joodse daad, de mitswa, gaat verrichten. Het is de religieuze volwassenwording van de Joodse jongens, direct na hun dertiende verjaardag. Sal was dat in februari geworden – altijd een hoogste belangrijke aanleiding voor een groot familiefeest. De jongens worden overladen met cadeau’s: ook toen al, als men het kon betalen.En zus Mimi hield er een fototoestel aan over, waarmee ze een aantal foto’s maakte en liet maken in het weeshuis – en zelf daar ontwikkelde! Zo actief is ze nog steeds op haar 90ste: de hele avond in de keuken staan voor de lekkerste bowl die je je maar kunt voorstellen, voor de verjaardagsvisite. Ach, wat is er veel over één zo’n foto te vertellen. En omdat ze dit keer niet klaar staan om naar school te gaan, het weer goed is en ze hun spel en werk best even willen onderbreken voor een praatje, doen we dat nu maar. Zie die trotse jonge vrouw helemaal links achteraan, met dat lieve kleine meisje op haar arm. Ooit gedacht dat dat één van de Duitse dienstboden van het weeshuis was? Hedwig Jungman, 28 jaar oud, of misschien haar zus Elfride (kan het Duitser?), 22 jaar – beide (christelijk natuurlijk) sinds begin 1930 in het Joodse weeshuis werkzaam. Van september 1923 tot, geloof het, juli 1937 had het huis – op twee onderbrekingen na – steeds één of twee Duitse dienstboden. En dat kleine meisje bij Hedwig of Elfride op de arm: dat is Mieke Dagloonder, het vriendinnetje van Hans Kloosterman. Als kinderen waren ze onafscheidelijk: ‘Waar je mij zag, was Mieke; waar Mieke zat, was ik.’ Twee weken na elkaar waren ze in het huis opgenomen, in december 1929 – allebei twee jaar oud, de minimumleeftijd voor toelating. Speciaal voor zulke jonge kinderen was het Joodse weeshuis in Leiden ooit, in 1890, gesticht: alle andere huizen in den lande lieten geen kinderen onder de vier of zelfs zes toe. Vandaar die naam ‘doorgangshuis’- al is er zelden iemand op z’n vierde of zesde ‘doorgegaan’ naar een ander huis.) Met – allebei – toen al een triest verleden: Hans’ ouders (z’n vader was katholiek, vandaar die extreem on-Joodse naam Kloosterman) waren gescheiden, Mieke’s moeder – zestien jaar bij haar geboorte! – had haar man enkele maanden later verloren. Ze keek niet meer naar haar kind om, toen die eenmaal in Leiden zat; er kwam zelfs helemaal nooit iemand voor Mieke, als het zondagmiddag bezoektijd was. Hans zag z’n moeder – die prostituee (geworden) was – tenminste nog eens in de twee weken. Is het een wonder dat die twee kinderen zo naar elkaar trokken? En dat Mieke zo stapel op poppen was (zie het groepsportret)? Zo heeft elk kind zijn verhaal – en dat is natuurlijk nooit een vrolijk verhaal; de kinderen zaten niet voor niets in het weeshuis. Echte (hele) wezen waren er eigenlijk niet, halve wezen (kinderen dus van wie één der ouders gestorven was) des te meer, halve wezen in geestelijke zin – met een moeder in het Centraal Israëlietisch Krankzinnigengesticht Het Apeldoornsche Bosch bijvoorbeeld – misschien nog wel meer. Kinderen van ongehuwde Joodse moeders ook, zoals Didia Klein, het meisje geheel links vooraan. Men had in Leiden, vanaf het begin, een heel ruim toelatingsbeleid. Het praatje is al veel te lang geworden, het gaat de kinderen vervelen. Nog even hun namen: vooraan van links naar rechts dus eerst Didia, dan Hans Porcelijn, het neefje van kinderjuffrouw Gobes (‘tante Mina’), Betsy Wolff, ook een meisje met alleen een moeder, Chellie Leeda, dan een jongen die mevrouw De Wind zich niet meer kon herinneren (Andries Cohen?), Sal1y Montezinos, David Beem, nu niet vrolijk lachend, onze Pruimoog en Ies Cohen: wat een vriendelijk gezicht! Van de achterste rij, ook van links naar rechts, kennen we de eerste twee al; dan de broers Harry en Jaap of Jacob de Vries (Harry verliet een paar maanden later, 19 jaar inmiddels, het weeshuis) en tot slot natuurlijk Mimi en Sientje.