Hans Kloosterman
vorige naam / volgende naam / namenlijst
Let op: de tekst op deze pagina moet nog geredigeerd worden en kan daarom onjuistheden bevatten. Correcties en aanvullingen kunt u melden aan de redactie, via webmaster@herdenkingleiden.nl
Anthonius Hartog (Hans) Kloosterman
Amsterdam 19.2.1927 –
In weeshuis: 2.12.1929 – 17.3.1943 = 13.3 jaar (van 2.9 tot 16.0 jaar)
Naar Westerbork 17.3.1943
Ontslagen uit Westerbork 26.5.1943
Overleden: 3.5.2005 Kingwood (Australië)
Vader:
Antonius Hubertus Kloosterman
Amsterdam 25.3.1907 – 03.04.2005 Kingwood (Australië)
Moeder:
Eva Turfkruijer
Amsterdam 28.5.1909 – 30.9.1942 Auschwitz
Hans is op 2.3.1927 erkend door zijn vader. Op grond van zijn niet-Joodse vader is een zogenaamde G-1 verklaring aangevraagd door de buurman van het weeshuis, Hijme Stoffels. Op 2 april 1943 stuurt Hans een telegram dat de Arierverklaring uiterlijk komende maandagmorgen in Westerbork moet zijn. Deze verklaring komt pas op 18.3.1943 aan, één dag na de ontruiming van het weeshuis. De heer Stoffels stuurt de verklaring dan door naar Westerbork via de Duitse Dienstpost. Hij stuurt op 3 april een telegram ter bevestiging. Deze post komt nooit aan. Op 6 april 1943 stuurt de Joodse Raad een brief aan Stoffels; de G1-verklaringen voor Kloosterman en de Vries zijn op 23 maart met Duitse Veldpost verzonden. Op 6 april stuurt het Emigratiebureau Westerbork een briefje met een verzoek om een kopie. Op 15 april komt er een briefje dat hangende de G-1 verklaringen Hans Kloosterman en Pieter de Vries in het kamp mogen blijven. Op 18 april 1943 stuurde Hans een briefkaart. Stonden al tweemaal op transport, maar kregen “Zurueckstellung”. Op 22 april stuurt H. Stoffels de originele G-1 verklaringen nog eens op. Op 28 april komt de ontvangsbevestiging. Een verzoek tot ontslag uit het kamp wordt ingediend.
Op 11 mei 1943 stuurt Hans een briefkaart uit Westerbork. Pakket ontvangen. Op 26 mei 1943 stuurt Pieter de Vries een telegram. Op weg naar huis komen morgen.
Er is een zestal brieven van Hans Kloosterman aan Leonard Kasteleyn, waarin hij zijn ervaringen in het weeshuis en in Westerbork beschrijft. Hij is een van de twee jongens die op het laatste moment uit Westerbork werden vrijgelaten omdat ze half Joods waren.
De moeder van Hans was 18 jaar toen ze Hans kreeg! Haar vriendje was Katholiek.
Ze heeft ruim twee jaar bij haar “schoonfamilie” gewoond. Daarna heeft ze Hans naar het Joods Weeshuis gebracht en is ze terug gegaan naar haar Joodse familie.
Hans’ vader heeft hem erkend. Daardoor heeft hij zo’n niet-Joodse achternaam als Kloosterman. Zijn moeder heette Eva Turfkruijer. Kijk ook eens naar zijn voornamen: Antonius Hubertus is bepaald Katholiek!
Lees hier 6 brieven van Hans over de tijd van het Weeshuis en daarna
Foto’s en documenten van/over Hans Kloosterman:
- Hans Kloosterman, 1938 Vier kinderen in het weeshuis hebben hun leven te danken aan buurman Hyme Stoffels; Betsy Wolff en Bram Degen als kinderen van een ongehuwde Joodse moeder plus Hans Kloosterman en Pieter de Vries als kinderen van een niet-Joodse vader. Hans’ moeder was al overleden toen hij nog geen twee was, maar zijn hele leven heeft Hans die wel zeer Katholieke achternaam gedragen. Pieter was bij het overlijden van z’n vader bijna negen jaar oud. Dankzij hun vader kon Stoffels, zij het met veel moeite en bijna te laat, voor Hans en Pieter een G-1-verklaring krijgen; een verklaring dat één van de ouders niet-Jood was. De verklaring kwam eindelijk af op … 18 maart 1943, één dag na de ontruiming van het weeshuis. De kinderen waren net aangekomen in Westerbork. Stoffels moet de hele procedure opnieuw beginnen, inclusief het aanvragen van alle afstammingspapieren, die het daadwerkelijk “niet-Jood-zijn” van de vader moest aantonen. Pieter de Vries heeft al die papieren altijd bewaard. Na tien weken Westerbork werden de jongens op 26 mei 1943 uit het kamp ontslagen. Ze gingen onmiddellijk naar het echtpaar Stoffels. (LK)
- Brief Hans Kloosterman aan Levisson, 1938
- Deze foto van Hans Kloosterman is van 4 augustus 1950, na het voltooien van de 4-daagse.
- Groepsfoto 1931 Op de bank: Onbekend, Bram Degen, Hans Kloosterman, Harry Spier(met auto) Achter de bank Mieke Dagloonder, Didia Klein, Charles Kirchenbaum, Jopie Beem, Onbekend, Betsy Wollf
- Pruimoog in het grote huisgezin, voorjaar 1932 Sientje Spiro, een veertien jarig meisje uit het weeshuis, was een beetje jaloers op Esje en Juultje, die nota bene vier jaar jonger waren dan zij: die twee hadden een paar weken geleden een briefje gestuurd aan rabbijn Meijer de Hond, die hij beantwoord had in zijn kindertijdschrift De Joodsche Jeugdkrant “Betsalel”, waar ze in het weeshuis op geabonneerd waren. Sientje wist ook wel wat te schrijven, bekende zelfs haar afgunst – en op 14 augustus 1930 las ze dat terug in de correspondentierubriek van de kinderkrant. Maar ook: ‘Ze hebben in het huis ook een klein jongetje van drie jaar, met bruine oogen. Als iemand hem vraagt wat voor oogjes hij heeft, zegt de guit: “Ik heb pruime oogen”. Goed Sjabbos, Sientje en van ons allen de groeten aan jullie terug, ook aan Bram [haar broer, die op foto 2 staat] en die pruime oogen.’ In de zomer van 1930 waren er in het weeshuis zeker drie jongetjes van drie jaar oud; één van hen was Hans Kloosterman, geboren op 19 februari 1927. Op zeer wonderbaarlijke wijze leerde ik Hans, die sinds 1957 in Australië woonde, kennen; in september 2001 kwam hij voor de tweede maal na zijn emigratie terug in zijn vaderland. We hadden veel te bepraten. Eén van de dingen die ik hem vertelde was het bovenstaande verhaaltje. Hij begon te lachen en zei: ‘Dat vergeet ik nooit! Pruimoog. Zo noemden ze me altijd!’ Hier staan ze samen op de foto, Sientje en Pruimoog: het meisje geheel rechts en het kleine blonde ventje voor haar; ze heeft haar hand op z’n schouder. Door dat blonde haar vielen die bruine ogen natuurlijk nog meer op! Links op de foto naast Sientje staat een vriendelijk lachend meisje: Mimi Weiman, ruim een jaar jonger dan Sientje – en nu veertien. Want het is inmiddels voorjaar 1932. De foto is met haar toestel gemaakt – weet u nog, onder andere daarvoor waren die kastjes in de speelzaal! Dat had ze kort tevoren gekregen, toen haar broer Sal (zie foto 2) bar-mitswah werd: man van de daad, een man die de Joodse daad, de mitswa, gaat verrichten. Het is de religieuze volwassenwording van de Joodse jongens, direct na hun dertiende verjaardag. Sal was dat in februari geworden – altijd een hoogste belangrijke aanleiding voor een groot familiefeest. De jongens worden overladen met cadeau’s: ook toen al, als men het kon betalen.En zus Mimi hield er een fototoestel aan over, waarmee ze een aantal foto’s maakte en liet maken in het weeshuis – en zelf daar ontwikkelde! Zo actief is ze nog steeds op haar 90ste: de hele avond in de keuken staan voor de lekkerste bowl die je je maar kunt voorstellen, voor de verjaardagsvisite. Ach, wat is er veel over één zo’n foto te vertellen. En omdat ze dit keer niet klaar staan om naar school te gaan, het weer goed is en ze hun spel en werk best even willen onderbreken voor een praatje, doen we dat nu maar. Zie die trotse jonge vrouw helemaal links achteraan, met dat lieve kleine meisje op haar arm. Ooit gedacht dat dat één van de Duitse dienstboden van het weeshuis was? Hedwig Jungman, 28 jaar oud, of misschien haar zus Elfride (kan het Duitser?), 22 jaar – beide (christelijk natuurlijk) sinds begin 1930 in het Joodse weeshuis werkzaam. Van september 1923 tot, geloof het, juli 1937 had het huis – op twee onderbrekingen na – steeds één of twee Duitse dienstboden. En dat kleine meisje bij Hedwig of Elfride op de arm: dat is Mieke Dagloonder, het vriendinnetje van Hans Kloosterman. Als kinderen waren ze onafscheidelijk: ‘Waar je mij zag, was Mieke; waar Mieke zat, was ik.’ Twee weken na elkaar waren ze in het huis opgenomen, in december 1929 – allebei twee jaar oud, de minimumleeftijd voor toelating. Speciaal voor zulke jonge kinderen was het Joodse weeshuis in Leiden ooit, in 1890, gesticht: alle andere huizen in den lande lieten geen kinderen onder de vier of zelfs zes toe. Vandaar die naam ‘doorgangshuis’- al is er zelden iemand op z’n vierde of zesde ‘doorgegaan’ naar een ander huis.) Met – allebei – toen al een triest verleden: Hans’ ouders (z’n vader was katholiek, vandaar die extreem on-Joodse naam Kloosterman) waren gescheiden, Mieke’s moeder – zestien jaar bij haar geboorte! – had haar man enkele maanden later verloren. Ze keek niet meer naar haar kind om, toen die eenmaal in Leiden zat; er kwam zelfs helemaal nooit iemand voor Mieke, als het zondagmiddag bezoektijd was. Hans zag z’n moeder – die prostituee (geworden) was – tenminste nog eens in de twee weken. Is het een wonder dat die twee kinderen zo naar elkaar trokken? En dat Mieke zo stapel op poppen was (zie het groepsportret)? Zo heeft elk kind zijn verhaal – en dat is natuurlijk nooit een vrolijk verhaal; de kinderen zaten niet voor niets in het weeshuis. Echte (hele) wezen waren er eigenlijk niet, halve wezen (kinderen dus van wie één der ouders gestorven was) des te meer, halve wezen in geestelijke zin – met een moeder in het Centraal Israëlietisch Krankzinnigengesticht Het Apeldoornsche Bosch bijvoorbeeld – misschien nog wel meer. Kinderen van ongehuwde Joodse moeders ook, zoals Didia Klein, het meisje geheel links vooraan. Men had in Leiden, vanaf het begin, een heel ruim toelatingsbeleid. Het praatje is al veel te lang geworden, het gaat de kinderen vervelen. Nog even hun namen: vooraan van links naar rechts dus eerst Didia, dan Hans Porcelijn, het neefje van kinderjuffrouw Gobes (‘tante Mina’), Betsy Wolff, ook een meisje met alleen een moeder, Chellie Leeda, dan een jongen die mevrouw De Wind zich niet meer kon herinneren (Andries Cohen?), Sal1y Montezinos, David Beem, nu niet vrolijk lachend, onze Pruimoog en Ies Cohen: wat een vriendelijk gezicht! Van de achterste rij, ook van links naar rechts, kennen we de eerste twee al; dan de broers Harry en Jaap of Jacob de Vries (Harry verliet een paar maanden later, 19 jaar inmiddels, het weeshuis) en tot slot natuurlijk Mimi en Sientje. Leonard Kasteleyn
- Een heuglijke gebeurtenis, voorjaar 1934 Het moet voor meneer Italie , de directeur van het weeshuis, een grote opluchting en een groot genoegen zijn geweest toen hij anderhalf jaar na het overlijden van zijn eerste vrouw, Sara Italie-Schaap, wist dat hij opnieuw zou trouwen – en nog wel met een wijkgenote, de 32-jarige Lies Cohen uit de Wasstraat. Hij moet haar goed gekend hebben, want haar vader was tot zijn overlijden in 1930 chazzan geweest, en Nathan Italie behoorde natuurlijk sinds zijn komst naar Leiden (in januari 1922) tot de allertrouwste bezoekers van de synagoge. Ze zouden op 23 juli 1934 in het huwelijk treden; een paar maanden eerder laat de directeur – was het op z’n 44ste verjaardag, 10 april? – een foto van alle weeshuisbewoners maken, waar hij zelf in het midden op poseert. De aanleiding voor dit tweede officiële groepsportret dat bekend is geworden, was dus een heuglijke – heel anders dan die voor de eerste, uit november 1932, gemaakt voor zijn ernstig zieke vrouw, die zeer kort daarna zou overlijden. Daar staat de bedroefde echtgenote ook zelf niet op. De fotograaf koos ditmaal weer precies hetzelfde hoekje van de speelzaal, voor het raam naar de hal, uit voor de opstelling van de voltallige groep bewoners (beter gezegd Joodse bewoners, want de twee inwonende niet-Joodse dienstboden werden niet tot het personeel en dus niet tot de weeshuisbevolking gerekend). Niet inwonend, maar wel personeelslid en daarom ook bij deze gelegenheid aanwezig was de niet-Joodse kinderjuffrouw, de jonge vrouw op de tweede rij, iets rechts van het midden, met opvallende scheiding. Helaas weet ik nog steeds niet hoe zij heette. Weet u het? Zevenenveertig kinderen – één, de veertienjarige Juultje Beem ontbreekt: was ze ziek of had ze straf? -, vijf Joodse personeelsleden (van wie er vier veertien jaar samengewerkt en bij elkaar gebleven zijn, tot in Sobibor) en de kinderjuf (zie de lijst met namen). 0 ja, en drie knuffels plus twee poppen – die op de kast en de radiator niet meegeteld; kleipoppetjes op de lage kast rechts. Sneu alleen dat Hans Kloosterman, geheel rechts, zo apart zit. Hij was het die ons zojuist (bij foto 3) vertelde van die genummerde kastdeurtjes, waarvan we er een aantal geheel links op de foto zien. Er waren tien deurtjes in die hoge kast, twee van die kasten aan deze muur, en twee aan de tegenoverliggende muur – en in de lage kast rechts zaten waarschijnlijk vier deurtjes, en die werd ook herhaald aan de andere kant: zesenvijftig kastjes in totaal voor de kinderen. Dat was, naast hun bed, alle privé-ruimte die de kinderen in het weeshuis hadden: één klein kastje: voor schoolspullen, een dagboek, fototoestel en wat ze voor bezittingen meer hadden. Leonard Kasteleyn
- Groepsfoto vrienden. Op de voorste rij van links naar rechts: Fanny Günsberg, Jetty Bobbe en Didia Klein Tussenin: Frieda Lichtenbaum Op de achterste rij: Hans Kloosterman, Bram Degen en Hans Porcelijn